Archeologisch onderzoek: de eerste stap
Wienerberger start ontginningswerken telkens met een archeologisch vooronderzoek. Hoe dat doorgaans in zijn werk gaat? Eerst scannen we het terrein vlakdekkend met een magnetometer. Zo kunnen we eventuele clusters van archeologische sporen opsporen en kan het vervolgonderzoek gerichter gebeuren.
Ter info: magnetometrie is een niet-destructieve methode, waarbij kleine variaties van magnetische eigenschappen van bodemmaterialen worden opgevangen. Op plaatsen met eerdere menselijke activiteiten zijn meestal restanten houtskool, aardewerk of metaal terug te vinden. Omdat die materialen een ander magnetisch signaal hebben dan de natuurlijke bodem, zijn archeologische vindplaatsen zo detecteerbaar. Het grote voordeel van magnetometrie en soortgelijke geofysische technieken? We hoeven niet te graven om grote oppervlaktes te kunnen scannen!
Tijdens de lente van 2013 voerden we zo’n archeologisch onderzoek uit op een gebied in Rijkevorsel. Dat terrein wilden we ontginnen, omdat uit voorafgaand onderzoek bleek dat er goede klei aanwezig was. Een duurzame grondstof die we bij Wienerberger onder andere gebruiken voor de productie van binnenmuurstenen.
Duurzaam gebruik van lokale grondstoffen
Na het afronden van het archeologisch onderzoek op de groeve in Rijkevorsel zetten we de teelaarde opzij, en konden we ruim 100.000 m³ klei wegbrengen naar de nabijgelegen steenfabriek in Beerse. Daarmee produceerden we meer dan 50 miljoen binnenmuurstenen!
Het lokale facet speelt hier trouwens een cruciale rol. Niet alleen exploiteren we grondstoffen zoals klei zo veel mogelijk op eigen bodem, ook werken we voornamelijk met plaatselijke afzetmarkten. Zo vermijden we extra transport én behouden we onze sterke verankering in de Belgische regio’s.
Herbestemming als landbouwgebied
Eens de klei ontgonnen moest de put terug worden gevuld om het gebied terug te geven aan de landbouw. Wienerberger stelde daarvoor een aannemer aan. Die vulde met niet-verontreinigde gronden uit werven de eerder gecreëerde kleiput weer op. Voor de bovenste twee meter besteedden we extra aandacht aan de textuur van de opvulgronden: die mocht niet te kleiig zijn, om een mogelijke samendrukking van de bodem te voorkomen en het water optimaal te laten infiltreren.
Bovenop kwam opnieuw de teelaarde die we eerder hadden opzij gezet. Om plassen te vermijden, werden de terreinen geprofileerd met een lichte helling naar de randen toe. Rondom het terrein groeven we een ringgracht. Aan de zuidrand plantten we een rij zomereiken, de zo typische bomen van het Kempisch landschap. En netjes afgewerkt gaven we het terrein in de nazomer van 2018 terug aan de landbouwer. Die bewerkt het sindsdien opnieuw als akker- en weiland.